In een journaal ben je helemaal vrij om te schrijven wat je wilt. Het mag zinnig, onzinnig of dubbelzinnig zijn, kort en pinnig of breedsprakig. Je kunt deftige taal of kinderpraat gebruiken, hard en streng of poëtisch en zachtaardig zijn.. Jij zelf bepaalt de toon.
Maar je kunt ook zelf de vorm bepalen. De vorm en de functie van een woord veranderen en dingen zeggen op een nieuwe zelfbedachte manier. Zulke woorden kunnen een grote zeggingskracht hebben en het bedoelde beter overbrengen dan de ‘gewone’ woorden. Dichters gaan graag vrij en eigengereid om met taal. Niet voor niets spreken we over ‘dichterlijke vrijheden’.
Proberen? Laten we van woorden die een kleur aanduiden eens woorden maken die een handeling of toestand of eigenschap beschrijven….
· O, zit niet te grijzen achter je bureau. Inktblauw snel wat groenverzen met koraalrode coupletten.
· Altijd als er mannen in de buurt waren gedroeg ze zich barbieroze en redeneerde ze in pastelkleuren. Ik schelgeelde d’r van!
· We mogen graag ’s zondagsmiddags even oranjeren en uitblauwen op het strand…
Snap je hoe ’t werkt? Ga lilalopen, groenzingen, zilverfluisteren, witharken, vermiljoenvangen of turquoisekoken, ga je te buiten met ‘kleurspraak’ en vlecht het door een willekeurige tekst. Pas maar op: voor je ’t weet heb je poëzie gemaakt.
Betteke schreef:
'Het treingeelde vandaag even op Amsterdam Zuid, maar ik grauwde grijs onder de pijpestelen op weg naar het tramrood. Het Stedelijkwit maakte me spetterendblauw bij het zien van Crouwels grafische werken, dus verzadigd rood was mijn terugkeer!'
Prachtig toch?